zaterdag 17 juli 2021

Doel en praktijk van het huisbezoek

In het eerste deel van deze serie artikelen over het huisbezoek heb ik geschreven over de Bijbelse en historische achtergronden van het jaarlijkse huisbezoek. De landelijke trend van dit moment is er één waarbij het jaarlijks huisbezoek niet meer plaatsvindt. Het herderlijk toezicht op de gemeente komt dan in handen van bijvoorbeeld een wijkteam of bezoekbroeders en -zusters. 

In dit artikel ga ik in op doel en praktijk van het huisbezoek. Waarom bellen ambtsdragers u op om een afspraak voor een huisbezoek te maken? En wat maakt een huisbezoek tot een goed huisbezoek, dat voldoet aan het doel?

Doel

Wat is het doel van het jaarlijkse huisbezoek? In het vorige artikel werd duidelijk dat onze praktijk van huisbezoek geen rechtstreeks Bijbels gebod is. Nergens staat er in Gods Woord dat jaarlijks gemeenteleden bezocht moeten worden door de oudsten van de gemeente. Wel is het een concrete invulling van een belangrijke Bijbelse taak die op de schouders van de ouderlingen rust: het herderlijk opzicht op de gemeenteleden. Voor de diakenen is het de invulling van hun roeping om om te zien naar de naaste in de gemeente. Alle ambtsdragers verrichten die taak namens Christus, die de goede Herder van Zijn kudde is.

Kerntekst

In Handelingen 20:28 neemt Paulus afscheid van de oudsten (ouderlingen) in Efeze. Bij die gelegenheid maant hij hen tot hun ambtelijk werk. ‘Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.’

Deze tekst is een belangrijke kerntekst voor onze huisbezoekpraktijk. Er komen hier een aantal elementen samen. Allereerst de bekende verbeelding van de gemeente als de kudde met de Herder aan het hoofd. Daarnaast de verhouding van de ambtsdrager (opziener) ten opzichte van Christus. De gemeente is van Christus, die haar verkregen heeft door Zijn sterven. De ambtsdrager wordt aangesteld door Christus en doet zijn werk dan ook in blijvende afhankelijkheid van Hem.

Uniek

Het jaarlijkse huisbezoek is te onderscheiden van pastorale bezoeken bij bijzondere omstandigheden. Die bezoeken worden gebracht naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis: bijvoorbeeld bij geboorte van een kind, jubilea, ziekte of rouw. Het jaarlijkse huisbezoek onderscheidt zich daarvan, doordat er geen directe aanleiding is voor het bezoek. De enige aanleiding is de afspraak en het streven om jaarlijks alle adressen van de gemeente een ambtelijk bezoek te brengen.

Daarmee is het huisbezoek uniek! Op welke andere plaatsen in de maatschappij vind je het, dat er ‘zomaar’ iemand langs komt om te vragen hoe het met je gaat en persoonlijk aandacht kan geven aan uw situatie? In een tijd van toenemend individualisme en een vanuit de overheid gestimuleerde sterke focus op zelfredzaamheid kan de kerk hier een duidelijke tegencultuur vormen.

We hebben met het jaarlijks huisbezoek goud in handen! Dat geldt voor de kerkenraad, maar het is goed dat ook gemeenteleden zich dat realiseren. U wordt gezien en gehoord!

De praktijk

Dat betekent niet dat in de praktijk alles altijd goed verloopt. Of een huisbezoek tot zijn recht komt en er door zowel ambtsdragers als gemeentelid goed op teruggekeken wordt, is van veel zaken afhankelijk. Is het de ambtsdrager gelukt om tot de kern door te dringen en niet te blijven hangen in oppervlakkige gesprekken? Heeft het gemeentelid zich opengesteld en het aangedurfd om persoonlijke zaken op tafel te leggen? Heeft de ambtsdrager daartoe een veilig klimaat kunnen scheppen in het gesprek? En is het wezenlijke van geloof en geloofsbeleving op een verbindende manier aan de orde gekomen? Maar is er ook verbinding gelegd door te spreken over koetjes en kalfjes? Die kunnen toch ook niet gemist worden!

Al dergelijke vragen zijn van belang. Daarom is toerusting van ambtsdragers op dit punt ook zo belangrijk. Immers: een goed huisbezoek wil een instrument in de handen van Gods Geest zijn om tot geloof en bekering te brengen of ook geloof, hoop en liefde te versterken.

De tempel van Salomo

Voor ambtsdragers is daarbij behulpzaam het voorbeeld van de tempel van Salomo. Dit voorbeeld wordt gebruikt door Nico van der Voet in één van zijn artikelen. Hij onderscheidt de volgende fases in het gesprek. Deze fases zijn gemakkelijk te onthouden aan de hand van de indeling van de tempel van Salomo. 

1. Aan het begin van het gesprek is het goed om te spreken over de vraag hoe het met iemand gaat. Daarbij kunnen allerlei levensgebeurtenissen (ingrijpend of minder ingrijpend) een plaats krijgen. Dit is de eerste voorhof van de feiten.

2. Vervolgens kan worden doorgevraagd naar de gevoelslaag van ons leven. Wat doet het met het gemeentelid dat dit of dat gebeurd is? We zijn immers mensen en geen robots. Wat we meemaken, doet wat met ons van binnen. Dit is de tweede voorhof van de gevoelens.

3. Daarna kan het gesprek zich verder verdiepen door te verbinden aan het geloof. Welke rol en betekenis heeft het kennen van God en Christus in het leven van het gemeentelid? Welke verbinding ziet hij of zij tussen levensgebeurtenissen en Gods leiding? Welke geestelijke lessen worden er geleerd? Dit is het heilige van het geloof.

4. Als laatste mogen ambtsdrager en gemeentelid het heilige der heiligen binnengaan van de ontmoeting met God. Samen openen ze de Bijbel en gaat de ambtsdrager voor in gebed. Alles wat besproken is kan daarbij aan de Heere worden opgedragen. Vanuit het vaste geloof dat Hij als de Herder Zijn kudde leidt en draagt.

Kernen

Wat kan er zoal aan onderwerpen aan de orde komen tijdens het huisbezoek? Zoals hierboven al benoemd onderscheidt het jaarlijkse huisbezoek zich van een pastoraal gesprek doordat er geen concrete aanleiding voor het bezoek is. Juist dat geeft ruimte om algemenere (maar niet minder belangrijke!) zaken aan de orde te stellen. 


 

Zo kan het gaan over het al dan niet meeleven met de gemeente. Er kan worden gevraagd naar de vrucht op de prediking. Wat bewerkt de wekelijkse verkondiging? Blijft iemand er onbewogen onder? Of wordt Gods stem gehoord? Verder biedt het reguliere huisbezoek ruimte om te spreken over het gebruik van de sacramenten van doop en avondmaal en hoe de beleving daaromtrent is. Tenslotte zal er aandacht zijn voor de levenswandel. Hoe krijgt de navolging van Christus vorm? En wat betekenen de Tien Geboden daarbij?

Verdere toerusting

Er zit altijd een gevaar aan schema’s en lijstjes. De praktijk kan immers heel anders verlopen. Daar moet ruimte voor zijn. Van ambtsdragers wordt ook flexibiliteit gevraagd. Toch kan het bovenstaande helpen om tot een goed huisbezoek te komen.

Op deelonderwerpen is dan verdere toerusting mogelijk en wellicht ook nodig. Als kerkenraad hopen we na de zomermaanden van 2021 de draad wat dat betreft weer op te pakken. We zullen dan spreken over (1) de voorbereiding op en de feedback na het huisbezoek, (2) hoe jongeren en kinderen bij het huisbezoek betrokken kunnen worden, (3) hoe we ons verder kunnen ontwikkelen in gesprekstechniek en (4) hoe je een gezonde en veilige relatie opbouwt in het pastoraat.

We hopen dat door middel van deze toerustingsmomenten het huisbezoek in onze gemeente zal worden versterkt. Daarbij beseffen we dat God geen bekwamen roept, maar geroepenen bekwaamt! Moge Zijn zegen rusten op dit stukje van het ambtelijk werk.

ds. F.W. van der Rhee

woensdag 7 juli 2021

Ze komen weer... - over het huisbezoek

Eén keer per jaar is het weer zover: er wordt een afspraak gemaakt voor het huisbezoek. Doorgaans twee ouderlingen of één ouderling en één diaken komen bij u op bezoek. Ze brengen dat bezoek namens de kerkenraad, als ambtsdragers. Zo zijn we het gewend, zo gebeurt het al jaren. Maar waar komt die gewoonte vandaan? Waarom doen we het eigenlijk op deze manier? En wat maakt een huisbezoek tot een goed huisbezoek? 

Christus komt op bezoek

Het jaarlijks huisbezoek functioneert in gemeentes van gereformeerde snit als de ruggengraat van het pastoraat. Het is het instrument waarmee de ambtsdragers uitvoering geven aan de taak die zij op zich hebben genomen. Bij de bevestiging van ouderlingen en diakenen wordt het formulier voor de bevestiging gelezen. Daarin staan hun verantwoordelijkheden en taken beschreven. Met name de ouderlingen hebben de taak om opzicht te hebben over de gemeente. Zij hebben dat te doen in volledige afhankelijkheid van en gehoorzaamheid aan de Opperherder Jezus Christus. Christus waakt als de goede Herder over Zijn kudde. Dat is een geloofsuitspraak. Maar het wordt ook concreet! Als een ouderling u opbelt voor het maken van een afspraak voor het jaarlijkse huisbezoek, doet hij dat niet zozeer uit eigen beweging. Ook is het niet alleen de afspraak die we als kerkenraad naleven. Het is in opdracht van Christus zelf dat hij dit doet. Tijdens het huisbezoek komt Christus zelf op bezoek, al weet elke ambtsdrager dat hij in zichzelf een feilbaar en zondig mens is. 

Bijbelse achtergronden

Zoals voor wel meer kerkelijke gebruiken geldt, komen we nergens in de Bijbel een opdracht tegen voor het jaarlijks afleggen van huisbezoeken. Toch past het instrument van het huisbezoek heel goed bij belangrijke Bijbelse noties. Zo lezen we het Nieuwe Testament dat het belangrijk is om in de gemeente naar elkaar om te zien. De notie dat Christus de Herder is die Zijn kudde (de gemeente) leidt komen we tegen op meerdere plaatsen. In 1 Timotheüs 3 en 4 en in Titus 1 lezen we over de taken die ouderlingen en diakenen ambtshalve hebben. De ambten van ouderling (oudste) en diaken komen we ook tegen in Handelingen. In Lukas 19 zien we Jezus het huis van Zacheüs binnengaan. ‘Heden moet Ik in uw huis verblijven.’ Dichterbij kun je in iemands leefwereld niet komen. Dan moet je diens huis zijn. Ons huis is de basis van waaruit we het leven leven. 

Als we al deze Bijbelse principes overzien, blijkt dat het huisbezoek daar heel goed op aansluit. Het is een goed instrument voor ambtsdragers om te kunnen doen wat zij namens Christus als verantwoordelijkheid hebben ontvangen. 

Calvijn

Degene die aan het begin van deze kerkelijke praktijk staat is de reformator Johannes Calvijn. Vanaf 1550 voert hij het jaarlijkse huisbezoek in in zijn gemeente Geneve. Hoe kwam hij daartoe?

In de Rooms-katholieke kerk werd het herderlijk opzicht uitgeoefend door middel van de biecht. Wie een geestelijke wilde spreken, schuld en zonde wilde belijden, kon daarvoor terecht tijdens de biechtmomenten. De biechtvader luisterde dan naar het verhaal van de biechteling. Vervolgens gaf hij hem een opdracht mee. Bidt zoveel keer het Onze Vader en geef een bedrag als offer aan de kerk en dan zullen je zonden vergeven zijn. 

De Reformatoren hebben scherpe kritiek geleverd op deze praktijk. Genade wordt niet verkregen door bemiddeling van de kerken en het doen van goede werken. Een zondaar wordt gerechtvaardigd uit genade door het geloof alleen. Daarom werd de biecht afgeschaft. Daarmee werd echter ook het middel afgeschaft, om te spreken over zonde en genade. Dat dat gesprek moet plaatsvinden, daarvan was Calvijn overtuigd. Dat leidde er toe dat hij het jaarlijks huisbezoek instelde. 

Onderwijs

Daarbij had het huisbezoek voor Calvijn ook een ‘catechetische’ betekenis. Het bood gelegenheid om de kerkleden te onderwijzen, met name ook met het oog op de viering van het Avondmaal. Bij het Avondmaal gaat het immers bij uitstek om zonde en genade. 

Ook de levenswandel van de gelovigen was daarbij onderwerp van gesprek. Aan de vrucht herken je de boom. Wie niet door Gods Geest opnieuw geboren wordt, vertoont ook geen tekenen van bekering en oprechte toewijding aan de Heere. 

Zo werd het huisbezoek ook het instrument voor het kerkelijk opzicht en de tucht. Om Avondmaal te vieren moet je recht voor God staan. Niet op grond van eigen werken en inspanningen, maar op grond van Christus’ genade en overgave en geloof in Zijn volbrachte werk. 

Historische ontwikkelingen

De Synode van Dordrecht (1618-1619), waar we de Dordtse Leerregels aan te danken hebben, sprak zich ook uit over de praktijk van het huisbezoek. Zij benadrukte de koppeling met het Avondmaal, die Calvijn al had gemaakt. 

In de 19e eeuw leidde dat er toe, dat in sommige gemeenten de predikant samen met een ouderling in de week van voorbereiding op het Avondmaal de hele gemeente rondging. Uiteraard konden deze huisbezoeken niet erg lang duren: vaak maar vijf minuten. De jas ging niet uit. Er werd kort gevraagd of de persoon in kwestie Avondmaal kon vieren. Zo ja, op welke gronden? Zo niet, waarom niet? Daar werd vervolgens nog kort wat over gezegd en dan vertrokken de ambtsdragers weer naar het volgende adres. 

In de 20e eeuw groeiden de ambtelijke huisbezoeken uit tot bredere, pastorale gesprekken. Waar in de 19e eeuw een al te eenzijdige focus op het Avondmaal heerste, daar kwam er nu meer aandacht voor het gehele leven van de kerkganger. 

Later in de 20e en 21e eeuw wordt het ambtelijk karakter van het huisbezoek breder opgevat. Ook gemeenteleden (geen ambtsdragers) worden ingeschakeld om jongeren of ouderen te bezoeken. In sommige gevallen vervaagt dan het ambtelijke van het bezoek. Al snel kan een dergelijk bezoek meer als koffievisite ervaren worden, dan als een bezoek dat namens de Opperherder Christus wordt gebracht. In andere gevallen blijven dergelijke bezoeken goed ingebed in een ambtelijke structuur. 

Trend

Vandaag de dag wordt een trend zichtbaar, waarbij er geen jaarlijks huisbezoek meer plaatsvindt. Het pastorale werk komt dan in handen van bijvoorbeeld een wijkteam, maar is niet meer ambtelijk ingebed. 


Hoe moeten we deze trend waarderen? De praktijk leert dat nogal eens het pastorale opzicht verwatert en de tucht niet meer wordt uitgeoefend. Voldoen ambtsdragers dan nog wel aan hun taak om de kudde van God te hoeden? Daarbij is het ook de vraag wat aan deze trend ten grondslag ligt. Het is mijn indruk dat daar zowel praktische als inhoudelijke zaken in mee spelen. Praktische zaken als de belasting in tijd die het jaarlijks huisbezoek meebrengt voor ambtsdragers. Kerkenraden zijn ook (te) klein geworden door een gebrek aan kandidaat ambtsdragers in de gemeente. Ook lijkt in kerkenraden soms het besef vervlogen te zijn wat het belang van een goed huisbezoek is en hoe je zo’n bezoek op een goede manier vorm geeft. 

Onze situatie

Mede daarom bezinnen we ons ook als kerkenraad op dit onderwerp. We zijn gezegend met voldoende broeders die de last van het ambt willen dragen. Die last valt echter lichter en wordt dragelijker, wanneer je beslagen ten ijs komt en voldoende vaardigheden in je bezit hebt gekregen om een huisbezoek een goed huisbezoek te doen zijn. Toerusting is dan onmisbaar. Toerusting op de uitgangspunten, maar ook op de praktijk van het huisbezoek. Daarbij mogen ze dit ambtswerk doen in de wetenschap dat de Heere hen gezonden heeft én bekwaam maakt om dit mooie en soms ook moeilijke werk in Zijn gemeente te verrichten. 

In een volgend artikel hoop ik in te gaan op doel en praktijk van het huisbezoek. 

ds. F.W. van der Rhee


Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Pniëlcontact, kerkblad van de Chr. Geref. Kerk Veenendaal - Pniël (febr. 2021)


woensdag 12 mei 2021

Recensie: Wandelen met God

Aan de hand van het leven van Henoch diept Westerink het thema ‘wandelen met God’ uit. Hij schrijft gezien zijn woordgebruik en stijl met het oog op jongvolwassenen. Hij gebruikt regelmatig voorbeelden en probeert af te dalen naar de belevingswereld van jongvolwassenen van vandaag. 

Bij het lezen werd mij niet helemaal duidelijk wat dit nu voor een boekje is. Het zou heel geschikt kunnen zijn als verdiepend bijbelstudiemateriaal voor deze doelgroep. Maar dan mis ik wel goede gespreksvragen en een wat bredere inleiding en behandeling van subthema’s. Als geschenkboekje is het wel geschikt voor hen die graag lezen. Mijn indruk is echter dat veel jongvolwassenen minder makkelijk lezen vandaag de dag. De uitgever had er dan ook goed aan gedaan om de ‘verpakking’ van de inhoud toegankelijker te maken. Wellicht dat jongvolwassenen het dan sneller zullen pakken.

Dat neemt niet weg dat de inhoud rijk is en voluit het evangelie doet spreken over een thema, dat zeker actueel is. Want wie kent niet de moeite van het leven met de Heere, in de weerbarstige realiteit van elke dag?

J. Westerink, Wandelen met God. Leven als Henoch, Houten 2019 ISBN 9789033129704

 

zaterdag 8 mei 2021

Waarom dopen we ook de kinderen?


Op zondagmiddag 9 mei preek ik over de kinderdoop (oftewel: verbondsdoop). 

Via deze link kunt u de handreiking inzien, met daarop een samenvatting van de preek, gespreksvragen en een leesrooster. 

Handreiking HC zondag 27

Recensie: Augustinus voor mensen van nu

Hoe groot is de relevantie van kerkvader Augustinus voor vandaag? Groot, zo blijkt uit dit mooie boekje. In 52 korte hoofdstukken van elk twee bladzijden worden actuele onderwerpen aan de orde gesteld. Zo gaat het over ‘druk, druk, druk’, omgaan met je spaargeld, de vraag of geloven voor watjes is en hoe je omgaat met teleurstellingen. Elk hoofdstuk begint met een citaat van Augustinus en eindigt met een kort, flankerend verhaal waarin het onderwerp nog eens wordt belicht. Alderliesten laat daar tussen in de relevantie van het Augustinuscitaat zien en doet dat op een prikkelende en diepgravende wijze. Daarbij schroomt hij niet om hier en daar ook nuancerende opmerkingen te maken, wanneer Augustinus hem al te somber of al te optimistisch is.

De auteur is er wat mij betreft prima in geslaagd om de 17 eeuwen te overbruggen en de tijdloosheid van Augustinus’ gedachtengoed aan te tonen. Echt een boekje om binnen handbereik te hebben en je als postmoderne mens (wekelijks?) aan te scherpen en over te mediteren. Aanbevolen!

Hans Alderliesten, Augustinus voor mensen van nu. Wij zijn de tijden, Utrecht 2019 ISBN 9789043532754

donderdag 6 mei 2021

Aan God heb ik genoeg!

Het coronavirus heeft grote invloed op ons leven. Wat voorheen vanzelfsprekend was, is nu opeens niet meer mogelijk. Er is geen onderdeel van het leven waar je de invloed van de beperkende maatregelen niet ondervindt. Politiek en maatschappelijk is ondertussen veel onrust. Het kabinet trad af vanwege de toeslagenaffaire. Complottheorieën en overheidsmaatregelen mobiliseren sommigen tot openlijk protest.
Wat doet dat alles met ons? Op welke wijze beïnvloedt de huidige situatie ons geloven? In dit artikel ga ik na wat de Bijbel zegt over gelovig leven in tijden van schaarste, beperkingen, onzekerheden en onrust.

Ik schrijf dit artikel op 20 januari, de dag waarop premier Rutte en minister De Jonge opnieuw een persconferentie geven waarin verdere beperkingen worden bekend gemaakt. De zoveelste in een rij inmiddels. Telkens opnieuw werden er in de afgelopen maanden maatregelen bekend gemaakt. Soms waren het versoepelingen. Vaker waren het verstrengingen. Het roept steeds weer de vraag op: wat kan er nog wel en wat niet meer? Wat raken we met deze maatregelen kwijt in onze bewegingsvrijheid?

Voorrechten

Vrijwel alles wat vanzelfsprekend leek, is ondertussen niet vanzelfsprekend meer. Nooit gedacht dat het onmogelijk zou zijn om met niet meer dan enkelen in een kerkgebouw te zijn voor een kerkdienst. Nooit gedacht dat we in Nederland in een situatie zouden komen, waarbij de gezondheidszorg in haar voegen kraakt. Met als gevolg dat operaties en behandelingen moeten worden uitgesteld. Die pijnlijke knie of heup, die vervolgbehandeling die je eigenlijk toch wel nodig hebt: we moeten er vooralsnog maar even mee zien te leven. Net als dat we moeten leven met eenzaamheid en letterlijke afstand tot onze geliefden. Wie had kunnen denken dat zelfs een eenvoudig bezoek aan huis verboden wordt?

Nu dit alles in ieder geval tijdelijk wegvalt, voel je aan den lijve hoezeer je gehecht bent aan dergelijke voorrechten. Wat je voorheen wel wist en geloofde, wordt nu noodgedwongen bevinding. De mogelijkheden om in vrijheid en zonder angst en zorg om een virus het leven ten volle te leven, zijn geen vanzelfsprekendheden. Het zijn voorrechten, die uit Gods genadige hand je toekomen. Je wist het wel ergens en beleed het met zondag 9 van de catechismus. Nu echter voel je, ervaar je het ook. De coronacrisis werpt je terug op de kern van de dingen. Waar gaat het nu echt om en wat is onmisbaar? En wat wordt juist ontmaskerd als misbaar?

Jakob

Dergelijke vragen brengen ons in het gezelschap van verschillende Bijbelse personen. Waar komt het voor een christen in deze tijd op aan? Voor een antwoord op die vraag ben ik op zoek gegaan naar Bijbelse kroongetuigen, waaraan we ons zouden kunnen spiegelen.

Als eerste kwam ik terecht bij Jakob. In Genesis 33 zijn we getuige van de ontmoeting tussen Jakob en de broer waarmee hij gebrouilleerd is: Ezau. 
Aan die ontmoeting gaat een hele familiegeschiedenis vooraf. Jakob had het eerstgeboorterecht met de daarbij behorende zegen ontvangen. Ezau had het ooit voor een bord eten aan zijn jongere tweelingbroer verkocht. Hongerig en moe was hij teruggekomen van de jacht. Jakob was als moeder Rachels keukenprins linzensoep aan het koken. Hij had zijn kans schoon gezien. ‘Verkoop mij dan eerst je eerstgeboorterecht.’ Ezau was er onverschillig mee omgegaan. ‘Zie, ik ga toch sterven; wat moet ik dan met het eerstgeboorterecht?’ De deal was snel gesloten. Met een eed zwoer Ezau dat hij in het vervolg de tweede zou zijn en niet meer de eerstgeborene (Gen.25:29 e.v.).
Toen vader Izak oud was geworden en blind, had Jakob met list en bedrog zich voorgedaan als zijn broer Ezau. Zo had Izak Jakob de eerstgeboortezegen meegegeven. Een zegen die Jakob beloofde dat de HEERE hem overvloed zou geven. Volken zouden de nakomelingen van Jakob dienen en hij zou heersen over zijn broers. Voor Ezau bleef een veel magerder belofte over. Hij zal zijn broer Jakob moeten dienen en kan alleen leven door wat hij zelf met zijn zwaard verovert.

Als je deze twee zegenspreuken vergelijkt, valt meteen op dat de naam van God wel genoemd wordt in de zegen die Jakob krijgt, maar niet in de zegen die Ezau krijgt. Het wordt duidelijk: Gods zegen zal op Jakob en zijn nageslacht rusten. De overvloed die hen ten deel zal vallen, zal voortkomen uit Gods voorzienige hand voor Zijn volk. De zegen voor Ezau en zijn nakomelingen werpt in feite terug op eigen kracht en veroveringen.

Angst, beven én gebed

In Genesis 33 keert Jakob terug naar Kanaän. Met angst, beven én gebed gaat hij richting Ezau. Hoe zal het staan met de woede die zijn broer voor hem heeft gekoesterd? Jakob biedt aan Ezau een omvangrijk geschenk aan, om hem gunstig te stemmen.
Ezau verwelkomt Jakob echter hartelijk. Het hele leger aan dieren dat Jakob hem had aangeboden, wil hij aanvankelijk niet aannemen. Voor Ezau hoeft het verleden niet meer opgerakeld te worden. Hij is zelf inmiddels een vermogend man geworden. Je hoort hem zeggen: ‘Ik heb veel, mijn broer. Laat wat je hebt, van jou blijven.’ Jakob antwoordt daar echter op met de woorden: ‘Aanvaard toch mijn geschenk, dat u gebracht is, omdat God mij dit in Zijn genade geschonken heeft, en omdat ik alles heb.’

Bezit

Opnieuw valt op dat je Ezau de naam van God niet in de mond hoort nemen. Terwijl Jakob Zijn rijkdom verbindt met de ontvangen zegeningen van God. In het gesprek van deze broers wordt duidelijk hoezeer hun blik op hun welvaart verschilt. Ezau beroemt zich in het vele dat hij heeft. Het is zoveel, dat hij aangeeft het ruime geschenk van Jakob echt niet nodig te hebben. Jakobs ruimhartigheid geeft aan dat hij zijn bezit ziet als genadegaven, ontvangen uit Gods hand. Jakob verbindt zijn rijkdom en welstand met precies de gebeurtenis die hem zoveel angst en zorgen had gegeven voor de ontmoeting met zijn tweelingbroer. De wijze waarop hij het eerstgeboorterecht had verkregen, is de wortel daarvan. Het eerstgeboorterecht zelf en de beloftevolle zegen is echter het Woord waar Jakob bij leeft. Dat maakt hem vrijgevig. Hij leeft in tegenstelling tot zijn broer ten diepste niet bij zijn bezit. Hij leeft bij de belofte van de HEERE.

Kwantiteit of kwaliteit

Dat maakt het verschil tussen veel hebben of kunnen zeggen dat je alles hebt. Het duidt niet op de kwantiteit van het bezit, als zou Jakob meer bezitten dan Ezau. Het duidt op de kwaliteit van het bezit. Jakob heeft het over een ander soort bezit dan Ezau. Hij bezit Gods beloften.

Dit inzicht kan ons vandaag helpen om de beperkende maatregelen in het juiste perspectief te zien. De maatregelen nemen weliswaar veel van ons af. Dat kan zwaar zijn. Wanneer je echter let op de kwaliteit van wat een christen bezit, blijft het belangrijkste over. God heeft Zijn belofte gegeven als een Vader te willen zorgen en in Christus is Zijn belofte van eeuwig leven ja en amen. Het coronavirus is niet in staat dat van ons af te nemen. Integendeel: het schept juist de ruimte om dat opnieuw proefondervindelijk te waarderen.

Jozef

Een andere Bijbelse figuur die ons in dit verband een spiegel voorhoudt, is Jozef. Ook voor hem geldt dat hij een veelbewogen levensweg achter zich heeft. Veracht door zijn broers, is hij vanuit de put slaaf geworden. Als slaaf komt hij in de gevangenis terecht. Nadat hij de droom van de Farao heeft uitgelegd, wordt hij verhoogd tot onderkoning. Als onderkoning wordt hij crisismanager. Zeven vette jaren vol overvloed gaan vooraf aan zeven magere jaren. Jozef neemt voorzorgsmaatregelen en in de zeven vette jaren wordt voedsel apart gelegd om de zeven magere jaren te overbruggen.

Dwars door dit alles heen loopt zijn familiegeschiedenis. Een geschiedenis die zijn sporen nalaat. Er vindt weliswaar verzoening plaats, wanneer Jakobs zonen voor koren afreizen naar Egypte en daar Jozef als onderkoning ontmoeten. Wanneer familiehoofd Jakob echter overleden is, komt angst voor vergelding bij Jozefs broers weer om de hoek kijken. Zal Jozef het kwaad dat zij hem hebben aangedaan alsnog vergelden?

In die context stelt Jozef hen echter gerust. Hij zegt in Genesis 50:20: ‘Jullie weliswaar, jullie hebben kwaad tegen mij bedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, om te doen zoals het op deze dag is: een groot volk in leven houden.’

Rode draad

Terugkijkend constateert Jozef dat God in alles de hand heeft gehad. Hij ziet een rode draad lopen door alle afzonderlijke gebeurtenissen heen. Die rode draad is de draad van Gods trouw. Het kwade dat er op zijn levensweg in ruime mate kwam, is door God ten goede gedacht.

Dat leert ons hoe te kijken naar afzonderlijke gebeurtenissen. De coronacrisis is één zo’n gebeurtenis en het heeft op een ieder weer een eigen, persoonlijke invloed. Pas achteraf zullen we in staat zijn om te zien wat God aan het doen was in ons leven. Daar is doorgaans afstand in de tijd voor nodig. Het opmaken van de balans kan pas als deze periode daadwerkelijk is afgesloten. Dan wordt zichtbaar hoe alles past in Gods plan en hoe Hij het ten goede heeft gedacht.
Dat het inderdaad ten goede door Hem gedacht wordt, is alleen te zeggen in geloof. Geloof dat echter mag rusten in de woorden van Jezus zelf: ‘Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad’ (Matth.6:34).

Paulus

Als derde getuige is de apostel Paulus op te voeren. In 2 Korinthe 12 krijgen we een inkijkje in zijn persoonlijke worsteling met moeilijke omstandigheden. Hij heeft last van iets dat hij ‘een doorn in het vlees’ noemt en een ‘engel van de satan’. Kennelijk is het een ongemak, dat hem heel direct raakt en waar hij telkens opnieuw last van heeft. Het is niet duidelijk waar het precies om gegaan is. Maar uit de woorden die Paulus gebruikt blijkt wel dat het niet zomaar iets is geweest. Het gaat om een pijnlijk iets, dat hij associeert met niet minder dan het werk van de duivel.
In geloof heeft hij God gesmeekt of die hem ervan wil verlossen. Dat heeft de Heere echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft Hij tegen Paulus gezegd: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.’ Paulus leert dus een geestelijke les. De Heere gaat met hem deze weg, opdat juist in zijn moeilijke omstandigheden Gods kracht zich zal openbaren.

Het positieve

Het is voor ons mensen doorgaans lastig om om te gaan met moeilijke omstandigheden. Veranderingen worden door ons ervaren als verlies en we verlangen terug naar het oude ‘normaal’. Dat is de situatie waarbij je je senang voelt en waar je (ongemerkt) aan gehecht bent geraakt.
Een (al of niet tijdelijke) verandering kan echter door de Heere gebruikt worden om juist Zijn kracht te openbaren. Het schept ruimte om opnieuw vertrouwen te vinden en werpt je terug op het ‘Geloof alleen!’ van het evangelie. Daarmee kan het ook louterend zijn. Je wordt teruggebracht bij de kern, nu noodgedwongen al het andere ons ontvalt. Onze eigen sterkte en kracht zit Hem niet meer in de weg.

Lessen voor vandaag

De hierboven genoemde, Bijbelse getuigen leren ons leven met schaarste en onzekerheden. Jakob laat ons zien dat het om de kwaliteit gaat van wat je bezit: niet ons aardse bezit, maar de belofte van God. Hij spoort ons aan om daar op te letten. Jozef leert ons dat we ons niet blind moeten staren op de korte termijn, maar achteraf Gods weg zullen ontdekken. Hij leert ons geduldig te zijn en te vertrouwen dat je als kleine mens te midden van alles wat gebeurt niet aan Gods aandacht ontsnapt. Paulus leert ons de positieve kant zien van moeiten, ziekte en onzekerheden. Er komt dan juist ruimte dat Gods kracht zich openbaart in onze zwakheid. 

In dit licht komt het er op aan de coronacrisis niet te zien als een crisis, die ons vooral veel ontneemt, ook als kerken. Eerder moeten we vragen: wat is God ons aan het leren? Met Jozef is te bedenken dat het antwoord op die vraag tijd nodig heeft. Een te snel antwoord kan tot verkeerde conclusies leiden. Met Jakob is te bedenken dat het allerbelangrijkste ons niet ontnomen is: de beloften van de drie-enige God. De zondagse verkondiging gaat immers door.Met Paulus mogen we er naar uitzien dat God juist nu Zijn kracht kan laten zien, nu het kerkelijke leven tot op het bot is uitgekleed. De coronacrisis maakt ons zwak. Maar: ‘wanneer ik zwak ben, dán ben ik machtig’ (2 Kor.12:10).

Het voert te ver om de coronacrisis als een zegen te beschouwen. Daarvoor is het leed dat zich voor je oog voltrekt te groot en te ingrijpend. Toch kan het wel tot geestelijke zegen worden. Wanneer we tenminste de lessen van Bijbelse getuigen als Jakob, Jozef en Paulus leren.

Gepubliceerd in De Wekker, jrg 130 nr 3, 5 februari 2021

vrijdag 14 augustus 2020

Kerken op afstand - hoe doe je dat?

We volgen nu al weken de diensten op afstand. Het stemt dankbaar dat we in onze tijd de technische middelen en kennis hebben om dit te organiseren. Stel je voor dat die er niet waren en we het vele maanden zonder kerkdiensten zouden moeten doen… 

Toch hoor ik geluiden (en ik heb het zelf ook ervaren in mijn gezin) dat het nog lang niet altijd gemakkelijk is om de zondagse diensten op afstand te beleven. Dat geldt zeker voor gezinnen met jonge kinderen of met tieners. 

Daarover nadenkend leek het me goed om wat praktische tips op een rij te zetten. Hoe kun je de diensten nu zo van achter een computer of ander beeldscherm zo beleven, dat het werkelijk tot je spreekt? 

1. Grondhouding: luister actief

Luisteren kun je op verschillende manieren doen. Muziek die op de achtergrond speelt vraagt een heel andere houding dan wanneer je luistert naar belangrijk ‘breaking news’. Luisteren en kijken naar een kerkdienst op afstand vraagt om een actieve luisterhouding. Ga er dus voor zitten. Loop niet halverwege weg om bijv. koffie te halen. Probeer om kinderen (zeker als ze op school al gewend zijn geraakt op hun stoel te moeten zitten) tijdens de dienst erbij te laten zijn. 

Een actieve luisterhouding kan worden bevorderd door tijdens de preek de hoofdpunten op te schrijven. Het helpt bij het luisteren op dat moment en geeft ook de mogelijkheid later nog eens terug te lezen. 

2. Probeer de zondagse kerkdiensten ‘live’ te bekijken in plaats van ze op een later moment terug te kijken. 

Live meekijken heeft twee voordelen. Allereerst zorgt het voor structuur in de dag. Je staat op tijd op en hebt een doel: het meebeleven van de beide diensten van die zondag. Een tweede voordeel is de onderlinge verbondenheid. Ook al zien we elkaar niet, we weten dat velen hebben ingeschakeld op dat moment. Terugkijken blijft natuurlijk een goede mogelijkheid voor hen, die vanwege noodzakelijk werk de dienst niet op het eigen tijdstip konden meemaken! 

Schakel daarbij het liefste in op onze eigen gemeente. Het is fijn om samen gemeente te zijn. We zijn aan elkaar gegeven en God heeft je niet voor niets een plek gegeven in deze gemeente. Denk aan het beeld van het lichaam, dat Paulus voor de gemeente gebruikt in 1 Korinthe 12. U en jij bent daarom nodig om mee te bidden met de voorbede van onze gemeente, mee te eten van het geestelijk voedsel dat God voor u bestemd heeft in onze kerkdienst en samen te geven aan de collectedoelen die die zondag vanuit de gemeente op uw weg worden geplaatst. Ook al zenden veel kerken momenteel op zondag hun diensten uit, u kunt dus niet gemist worden bij de uitzending van de onze!

3. Zorg ervoor dat ieder gezinslid een Bijbel heeft. 

De psalmen en liederen verschijnen in beeld. Dat heeft praktische voordelen. We beameren echter bewust de Schriftlezing niet. Bij actief luisteren naar de preek hoort namelijk een open Bijbel. U zult het inmiddels wel van mij gewend zijn: ik probeer tijdens de preek concreet te verwijzen naar bepaalde teksten en zinnen in het gelezen gedeelte. Door actief daarin mee te doen wordt je kennis verrijkt.

4. Bid en zing mee, als het even kan

Bij ons thuis hebben we de regel dat onze kinderen (waaronder twee pubers) meebidden met de gebeden in de dienst. Het meezingen met de psalmen blijkt lastig. Het heeft ons als ouders oog voor gegeven, dat we te weinig in onze huisgodsdienst zingen met onze kinderen. Ze moeten nu echt een drempel over en dat gaat veelal niet zomaar. Zelf zingen we ondertussen wel hardop mee. Als ouders mag je daarin voorgaan. En soms haakt er weleens eentje aan…! 

5. Geef jonge kinderen iets te doen

De praktijk leert dat jonge kinderen vaak beter luisteren naar de preek, wanneer ze ondertussen aan de tafel iets mogen doen. Iets wat niet teveel inspanning vraagt en waar ook niet telkens allerlei vragen over worden gesteld. Wij geven onze jongste kinderen de ruimte om op een groot vel tijdens de preek een mooie tekening over de preek te maken. Oudere kinderen maken soms een woordveld of een ‘bullet-journal’ waarin ze de preek samenvatten. Handlettering is ook geschikt om actief bezig te zijn met het Bijbelgedeelte, de preek of een ander onderdeel van de kerkdienst. 

6. Leg je mobiel weg

Bij tieners is de verleiding groot om tijdens de dienst, met een half oor luisterend, de telefoon te pakken en de social media te checken. Dat vraagt echter zoveel van je aandacht, dat het niet goed mogelijk is om tegelijk de inhoud van de preek in je op te nemen. Leg dus je mobiel tijdens de dienst weg. Of – als je daarop de Bijbeltekst meeleest – zorg er dan voor dat alle notificaties je niet afleiden. Je kan echt wel even zonder! Laat de kerkdienst jouw eigen moment met God zijn. 

7. Leg de lat niet te hoog en handel naar bevind van zaken

Met name met jonge kinderen zal het de ene keer beter lukken dan de andere keer om de aandacht erbij te houden. Leg de lat niet te hoog als ouders en wees dankbaar voor de keren dat het wel lukt om de dienst goed te volgen. En handel naar bevind van zaken. Mocht je op een zondag merken dat de tweede dienst bekijken teveel vraagt van hun spanningsboog, vul het 'kerkdienstmoment' dan anders in en neem jezelf voor om 's avonds de tweede dienst terug te kijken, als de kinderen op bed liggen. 

8. Benut de mogelijkheid om direct na de dienst door te praten over de inhoud

Een dienst bekijken op afstand heeft flinke nadelen. Toch is er ook een voordeel. Het stelt je  in staat om direct na de dienst door te praten over de inhoud met je huisgenoten. Zo kan de preek worden verwerkt naar het eigen, dagelijks leven.